F I L M A R C H I E F
|
![]()
OUDE
NUMMERS |
'Le buttane' haalt Nederlandse bioscopen Een totaal gebrek aan moralismeMet de (festival)receptie van sommige films is het merkwaardig gesteld. Le buttane (Siciliaans voor 'de hoeren'), de derde film van de in Palermo wonende regisseur Aurelio Grimaldi, werd tot verbazing van de makers in 1994 geselecteerd voor het hoofdprogramma van Cannes. Het was immers een in enkele weken gedraaide low-budget-film, die zondigde tegen twee hoofdregels van de door televisiefinanciering gedefinieerde huidige Italiaanse filmproduktie: er wordt op niet-dubbelzinnige wijze over lichamelijke aangelegenheden gesproken en de fotografie is in zwart-wit. Bij de eerste persvoorstelling in Cannes keek ik met groeiende bewondering naar een van de meest vrije en interessante films in competitie van dat jaar, een technisch rammelende, maar van vitaliteit bruisende, volkse film in de beste traditie van Pasolini's vroege werk. Tot mijn verbazing liep de zaal echter halverwege leeg en werd Grimaldi na afloop op een fluitconcert onthaald. Zou de internationale filmkritiek werkelijk aanstoot nemen aan Grimaldi's vrijmoedigheid over het oudste beroep ter wereld of zouden mijn collega's zich geërgerd hebben aan de losse, inderdaad niet bepaald doorgecomponeerde structuur van de film? Uiteraard schreven ze het laatste, maar bedoelden ze ook een beetje het eerste. Emile Fallaux, directeur van het Internationale Filmfestival Rotterdam, was wel enthousiast en selecteerde Le buttane een half jaar later voor zijn eigen programma en schreef in NRC Handelsblad een vurig pleidooi voor Grimaldi's film. Vervolgens gaven de Nederlandse filmcritici Le buttane in Rotterdam een prijs met de bedoeling zo een Nederlandse uitbreng van de film te bewerkstelligen. Dat is gelukt: aan het einde van de zomer, in twee kleine bioscopen. Men heeft dus op uiteenlopende plaatsen en in verschillende stadia veel in het werk gesteld om u ervan te weerhouden Le buttane te gaan zien. Ten onrechte, want het is een kwetsbare, niet-pretentieuze film, die niet probeert een verhaal te vertellen, maar in een aantal losse scènes uit de Palermitaanse prostitutiepraktijk wel de waarheid tracht te benaderen. Opvallend is vooral het totale gebrek aan moralisme. Marleen Gorris ging in haar Gebroken spiegels ook vrij ver in het weglaten van eufemismen en opsmuk over de seksindustrie, maar zij wilde juist wel moraliseren, namelijk tegen de onderdrukking van vrouwen door mannen. Grimaldi laat zien dat er rotzakken zitten tussen de klanten naast een hoop aardige types, maar dat geldt ook voor de hoeren, van wie een wat oudere dame (Ida di Benedetto), die zich in allochtone klandizie heeft gespecialiseerd, soms behoorlijk racistische taal uitslaat. Er is een klant die op een vriendelijke manier met geld smijt en bij het ochtendgloren met de prostituée in een poëtisch stadium belandt, dat de professionele grenzen ver overschrijdt. Een ander koopt een bos bloemen voor zijn dame na het plegen van de daad. Er zijn er ook die meppen of nog erger. Naarmate Grimaldi's film vordert, neemt de gewelddadigheid van beide kanten subtiel toe. De grootste walging over het zich prostitueren valt waar te nemen op het gezicht van de enige mannelijke hoer, een schandknaap die zich periodiek laat verwennen ten huize van een wat oudere kunstliefhebber. De vrouwen zijn tamelijk realistisch ingesteld, en worden pas echt gevaarlijk, wanneer ze hypocrisie ruiken. Memorabel is bij voorbeeld de tirade die een van hen, 's morgens bij het koffie zetten, tegen twee Jehovah's getuigen afsteekt, over de schijnheiligheid van Maria en de heiligen. Alleen Jezus, die deugde, zoals moge blijken uit zijn vriendschap met Maria Magdalena. Knap verweeft Grimaldi door zijn schijnbaar structuurloze reeks gebeurtenissen ook het kerstfeest van het zoontje van een van de prostituées, dat zich afspeelt in de kille, liefdeloze ambiance van een katholiek internaat. Het contrasteert fel met de schijnbaar even vreugdeloze, maar uiteindelijk veel menselijker werkavond van zijn moeder. Het gebruik van twee steeds terugkerende liedjes, een ballade over 'gebroken harten' en de blikkerige oude twist van Mina uit Antonioni's L'eclisse (1962), riekt naar een door geldgebrek ingegeven noodgreep, die echter verkeert in een herkenbaar voordeel, een soort van Leitmotiv dat de losse film toch bijeenhoudt en voortdrijft. Als in de marge van het door de televisie-almacht ontstane dorre Italiaanse filmklimaat pareltjes als Le buttane kunnen gedijen, tegen de stroom oproeiende rebelse kleine films, dan zou je bijna wensen dat de Nederlandse bioscoopfilm eerst nog een klein beetje verder instort, zodat er meer produkties à la Theo van Goghs 06 of Le buttane kunnen ontstaan.
HANS BEEREKAMP
|
NRC Webpagina's
1 JUNI 1996
|
Bovenkant pagina |