U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    F I L M A R C H I E F  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE

  OUDE NUMMERS  
  FILMARCHIEF  
  DOSSIER OPSPORING  
  DOCUMENTATIESERVICE  

T I T E L : Bab el-Oued City
R E G I E : Merzak Allouache
M E T : Nadia Kaci, Mohamed Ourdache, Hassan Abdou

Allouache verfilmt terreur tegen ongelovige Algerijnen; Schaamte, zelfs bij de imam

HANS BEERENKAMP
Het is merkwaardig dat er zo weinig speelfilms gemaakt zijn over de opkomst van het moslim-fundamentalisme. Alleen in enkele Hollywoodprodukties van na de Koude Oorlog zijn de rode schurken eenvoudigweg vervangen door gelovigen. Een verklaring zou kunnen zijn dat islamitische filmers bijna nergens meer zonder risico een kritische produktie tot stand kunnen brengen. Des te meer bewondering wekt de prestatie van de in Parijs wonende Algerijnse regisseur Merzak Allouache. In het voorjaar van 1993 nam hij in een volkswijk van Algiers Bab el-Oued City op, een gedetailleerd en realistisch portret van de politieke en culturele tegenstellingen onder invloed van de groei van het fundamentalisme, opgehangen aan de alledaagse belevenissen van gewone burgers. Moest Allouache al bijzonder opletten wat hij deed, door bijvoorbeeld vaak van lokatie te wisselen, de dialogen weg te laten als er te veel omstanders bij de opnamen waren en de Europese filmtechnici bijzonder te bewaken. Een paar maanden later zou het onmogelijk geworden zijn de film in Algerije te maken. De kans op vertoning van Bab el-Oued City in Algiers is op dit moment zeer gering.

De in 1989, vlak na de eerste grote rellen in Algerije gesitueerde film schetst een genuanceerd beeld. Een groot deel van de bevolking is westers georiënteerd, verhandelt clandestien parfum en alcohol en luistert naar raï-muziek. Kleine groepjes mannen met baarden beginnen intimiderend op te treden tegen een niet-islamitische leefstijl, daartoe aangezet door onzichtbare types in geblindeerde auto's. Een jonge bakkersknecht haalt uit baldadigheid en omdat hij zich aan het getetter ergert een luidspreker van het dak van de moskee. Het incident vormt de aanleiding tot een terreurcampagne tegen de 'ongelovigen', onder wie een alleen wonende vrouw.

Aan het slot van Bab el-Oued City treedt de imam af, omdat hij zich niet langer kan verenigen met de in zijn naam voltrokken schanddaden. Het is een fraai gekozen symbool voor de nuance, die Allouache lijkt te willen aanbrengen tussen de islam en de fanatici die denken het monopolie op de verbreiding van de leer in pacht te hebben. De film maakt in kleine details duidelijk dat de activisten verbitterde kleinburgers zijn, van het soort dat in West-Europa rechts-radicale sympathieën zou koesteren. Helaas maakt Allouache, in 1976 nog regisseur van een relatief onbekommerd portret van de raï-jeugd (Omar Gatlato), niet duidelijk waarom die stakkers zo'n groot deel van de bevolking achter zich weten te scharen.

Bab el-Oued City is geen meesterwerk, maar een kleine, bescheiden film die, voor zover wij dat kunnen beoordelen, de waarheid durft te spreken. Ook de Europese financiering, mede uit Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en zelfs een kleine ondersteuning door het Nederlandse Hubert Bals Fund, wijst erop dat de film meer voor ons gemaakt is, als een soort van verdediging van de redelijke krachten in de moslimwereld, dan voor het lokale publiek.

NRC Webpagina's
1 JUNI 1996


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)